In de vroege ochtenduren sta ik voor een zware, dubbele deur. Met mijn handen strijk ik even over de rijke versieringen van de deur. De timmerman moet deze deur met veel liefde en ambacht hebben gemaakt. Alsof hij een glimp wilde laten zien van wat er achter ligt. Ook al kom ik hier elke morgen, blijft dit toch altijd een bijzonder moment. Met twee handen duw ik de twee vleugels van de deur open om binnen te gaan. De zaal is gevuld met het licht van de ochtendzon, dat door de grote ramen binnenkomt. Als de deur achter mij dicht gaat, voelt het alsof al mijn aarzelen, mijn verleden en mijn twijfels achter de deur zijn gebleven. Ik betreed een prachtige zaal, vol met gouden versieringen, robijnrode tapijt, schilderijen en schitterende kroonluchters. Ondanks het grote verschil met waar ik vandaan kom, voelt het vertrouwd. Alsof ik thuis ben gekomen. „Ah, fijn dat je er bent!“, hoor ik een stem zeggen. Langzaam ga ik verder richting de grote troon in het midden van de zaal, waar de stem vandaan komt. Voor de troon kniel ik dankbaar neer. Mijn Koning! Hij nodigt mij uit om te vertellen wat ik op het hart heb. Hij luistert en geeft advies waar ik het nodig heb. Aan het einde geeft Hij mij zijn dienaar mee. Gedurende de dag helpt deze dienaar mij op momenten dat ik wijsheid nodig heb. Soms waarschuwt hij mij voor gevaar of laat hij mij de wil van de Koning zien. Aan het einde van de dag keer ik terug naar de troonzaal. Vermoeid, maar nog steeds dankbaar dat ik zonder te aarzelen toegang tot de troonzaal heb.